Beijum behoort vanaf 1969 bij de gemeente Groningen, daarvoor deels bij de gemeente Bedum en deels bij de gemeente Noorddijk. De grens tussen die twee gemeenten werd gevormd door de Zuidwending. Die loopt nog steeds dwars door Beijum, zij het dat het vroeger een vrij onbetekende sloot was, maar bij de bouw van de moderne wijk flink is verbreed. Voordat de moderne wijk werd gebouwd, was Beijum een boerendorp, dat door weilanden van de stad Groningen was gescheiden. Dat was lange tijd ook nog het geval met de wijk Beijum. Daar kwam een eind aan toen de wijk De Hunze werd gebouwd.
Het dorp Beijum bestond uit boerderijen en arbeiderswoningen langs de oude Beijumerweg. Die loopt nog steeds dwars door de wijk en voelt ook nu nog de ruggegraat van Beijum. Het is in gebruik als fietspad en loopt van Zuidwolde via Beijum door De Hunze.
De Beijumerweg eindigde vroeger bij de Walfridusbrug. Die lag over het Boterdiep en via die brug kwam je in het dorp Noorderhoogebrug terecht. Aan deze kant van de brug hebben lange tijd kalkovens gestaan, aan de overkant de molen van Noorderhoogebrug. Vervolgens kon je via de brug over het Van Starkenborghkanaal de stad bereiken.
Eind jaren ’70 vond de overgang plaats van boerendorp naar moderne stadswijk. In 1977 werd de eerste paal geslagen. In 1978 betrokken de eerste gezinnen hun woning, in de Fossemaheerd, enthousiast toegesproken door de toenmalige wethouders Max van den Berg en Jacques Wallage.
Beijum moest je het gevoel geven in een dorp op het platteland te wonen, maar tegelijk op steenworp afstand van de stad. In een kwartier moest je naar de Grote Markt kunnen fietsen!